Normandië (vervolg)

Dag 4 - maandag 21 mei 21012 - van Arromanches naar Grandcamp-Maisy - 135 km.

Deze morgen besloten we eerst terug te rijden naar  de Pegasus Brug, om naar het iets verderop gelegen Château Saint-Côme te gaan. Want daar heeft de zoon van Cees en Jane, Arno, die majoor bij de landmacht is, samen met zijn compagnie een paar jaar geleden een krans gelegd bij de herdenkingszuil van de Irene Brigade. En om dat we er nu zo dicht bij waren konden we dat natuurlijk niet overslaan.

Het herdenkingsteken staat hier op de hoek van de toegangsweg naar het Chateau.

Rechts een detailfoto met de tekst. Onderaan staan twee kruisjes met Poppy's, (klaprozen in het Nederlands). De Poppy is het Britse symbool ter ere van de gevallen oud-strijders. Je ziet ze overal terug in Normandië. Bij herdenkingen dragen de Britten de Poppy op hun revers en leggen ze klaprooskransen. 

 

 

Op weg terug naar Arromanches kwamen we langs de Canadese begraafplaats bij Bény-sur-Mer, hier rusten 2.958 soldaten.

 

 

Om 12.00 waren we weer terug in Arromanches en stonden we voor de ingang van het Landingsmuseum. Daar wordt een beeld gegeven van de enorme inspanning die werd geleverd met de bouw en gebruik van de kunstmatge haven die het geheim van de overwinning van de geallieerden vormden in Normandië. Voor de kust liggen nog wat resten van de kunstmatige haven. Maar het geeft toch wel een goed beeld van de enorme operatie die daar heeft plaats gevonden

 

Het strand bij Arromanches zoals het nu is en de rechter foto is een detail van de 30 meter lange maquette in het museum. Ook het Arromanches 360 kan je bezoeken, daar wordt een film vertoond op negen schermen in een ronde zaal.

Op weg naar de Amerikaanse begraafplaats in Colleville-sur-Mer, kwamen we ook nog langs de kustbatterij van Longues-sur-Mer.

Dit is de enige kustbatterij van de landingszone die op de Franse monumentenlijst staat en ook nog de oorspronkelijke kanonnen heeft. 
Het was een steunpunt in de Atlantische muur en lag midden in de aanvalszone van de geallieerden, bovenop een klif en bestreek de stranden tussen Arromanches en Omaha Beach.

Het Normandy American Cemetery and Memorial bij Colleville-sur-Mere heeft een oppervlakte van 68 ha. en is de rustplaats van  9.387 Amerikaanse soldaten. Vanaf de parkeerplaats kom je in een bezoekersentrum, waar je o.a. een overicht van het belang en de betekenis van operatie Overlord krijgt. Via de Tuin van Vermisten kom je bij het gedenkteken. Vandaar kijk je o.a. uit over een spiegelvijver, het grafveld, de kapel en de gedenktekens. Het inmense grafveld is in tien vakken verdeeld gescheiden door een promenade.

 

Na dit bijzondere en indrukwekkende bezoek was het weer tijd om een camping te zoeken. we kozen voor Camping du Joncal in Grandcamp-Maisy, waar we om ca. 17.30 aankwamen.

 Dag 5 - dinsdag 22 mei 2012 - van Grandcamp-Maisy naar Ambrières-les-Vallées - 224 km.

Om 09.30 verlieten we Du Joncal opweg naar Pointe Du Hoc. Een punt in de hoge klippen tussen Utah en Omaha Beach waar op D-day, na een hevig bombardement op de Duitse artilleriestellingen daar, eenheden van het 2de Rangers Bataljon tegen deze 30 meter hoge klippen op klommen om de Duitse stellingen in te nemen en zo de bedreigingen voor de landingen uit te schakelen.

 

De linker foto geeft een indruk van de ligging van het terrein waar de gevechten zich hebben afgespeeld. In 1979 heeeft de Franse regering het gebied aan de Amerikaanse comissie overgedragen die er voor altijd voor zal zorgen en onderhouden.

Op de rechter foto zijn de kraters van de bombardementen duidelijk te zien, zoals talloze anderen over het hele terrein 

 
  Links en rechts is op de foto's is goed te zien welke barriere de Rangers hebben moeten nemen om eindelijk de Duitse strategische verdedigingszone uit te kunnen schakelen.   

 

Utah Beach was de codenaam van het meest westelijke strand van de landingsstranden en ook het meest succesvolle, omdat de Duitsers hier geen aanval verwachte was er ook nauwelijks tegenstand. Nu is er op deze exacte landingsplaats het Utah Beach Museum. Er wordt o.a. uitgelegd waarom het logistiek en militair zo'n succes is geweest.

 

 

Sainte-Mère-Église onze laatste stop van historische plaatsen, was de eerste plaats die bevrijd werd na de invasie omdat het o.a. een voor de Duitsers strategisch plaatsje was. Maar het plaatsje is bij het "grote publiek" vooral bekend en beroemd omdat aan de kerktoren een parachutistenpop hangt als gedenkteken voor de parachutisten van de luchtlandingsdivisies en voor de parachutist John Steele die met zijn parachute aan de toren bleef hangen. Daarbij is hij onder vuur genomen door de Duitsers en in zijn voet geraakt. Hij heeft het overleefd door zich dood te houden. In de kerk zijn twee glas-in-lood ramen te vinden ter nagedachtenis aan de oorlogshandelingen die tijdens de slag om Normandië plaatsvonden. Een leuk stadje, met aardig wat souvenier winkeltjes, terrasjes, etc.. Het is apart om te zien hoe de parachutist aan de kerktoren hangt. En er is ook nog het Airborn museum. 

Links de kerk en toren van Saint-Mère-Église aan het centrale plein van de stad. en op de rechter foto de pop die dus het gedenkteken is voor de parachutisen van 82e luchtlandingsdivisie en John Steele.  
 

 Rondom het plein bij o.a. een paar restaurants staan deze "beelden" van "oudstrijders" die de aandacht moeten helpen trekken naar de lokale horeca. Clari vond hem wel leuk !

Als afsluiting van de tour langs de landingsstranden en het afscheid van Saint-Mère-Église, zat de "jeugd" lekker te genieten van "une glace délicieux", een heerlijk ijsje dus. 

 

 Via Saint-Lo gingen we in een bijna rechte lijn naar het zuiden in de richting van Angers, naar onze volgende bestemming , de Loire-streek. We besloten te overnachten op Camping Le Parc de Vaux in Ambriéres-les-Vallees ongeveer 70 km. ten noorden van Angers.